Singajo's world

Uit lang vervlogen tijden

Posted in Uncategorized by singajo on maandag, 12 mei, 2008

Voor de niet bloggers onder u: bloggers geven soms stokjes door. Dan schrijf je iets in semi-opdracht. Zoiets. Ik kreeg ook een uitnodiging van deftige dame Nel van de Orde van de douchekapjes: drie herinneringen uit mijn eerste levensjaren. Hier zijn ze:

Pietertje

Pietertje en ik waren drie jaar en zaten samen in de kleuterklas bij zuster Emma. Zuster Emma was een klein dik nonnetje met een grijze kap op haar ronde hoofd. En op haar kin stond een grote wrat met twee lange, grijze haren. Een beetje zoals bij de heks uit een sprookjesverhaal. Zuster Emma was stokoud. Of dat dacht ik toch. Toen al vroeg ik me af af ze niet beter met pensioen zou gaan.

Ze waggelde als een moedereend door de klas en kon de dertig kleine eendjes moeilijk te baas. Alleen als ze ons het een en ander probeerde bij te brengen over kindeke Jezus genoot ze enige aandacht van haar kroost. Dat kwam omdat ze die lessen “interactief” maakte. In die tijd al! Vooraan in de klas stond een groot groen vilten bord. Ze had alle figuren uit de bijbel in de gedaante van kleurrijke kartonnen prenten met een velcro kleefstrip aan de achterkant. Zo leerde ik over de toverkunsten van Christus, over hoe hij vissen kon doen vermeenigvuldigen en van die dingen. Ik zat altijd te popelen om zelf een tafereeltje op het bord te kleven. Het wegnemen van een apostel bijvoorbeeld maakte een heel schoon geluid. Zuster Emma werd snel zenuwachtig als dat opkleven een beetje stuntelig gebeurde, en ja, ik had in die tijd al last van mijn motorische afwijking en toen ik de ongelovige Thomas tegen de vloertegels liet vallen was mijn beurt voorbij. Ik trippelde ontgoocheld naar mijn schoolbankje dat gepositioneerd was achter de lessenaar van Pietertje. Pietertje had die dag een roze hemdje aan met een bruin-beige geruit shortje. Ik weet het nog goed. Pietertje stak zijn vingertje op en zei dat hij kaka moest doen. Zuster Emma zei: “Pietertje wees nu eens flink en wacht tot het speeltijd is.” En Pietertje knikte.

Na nog een bijbels tafereel geassisteerd door een kleuter die ik me niet meer voor de geest kan halen, vroeg zuster Emma of Pietertje naar het velcrobord wou komen. Pietertje begon te huilen. En ik zag plots de kaka langs zijn benen druipen. Zuster Emma’s hoofd werd zo rood als een tomaat, een tomaat die weldra zou ontploffen. Ze werd heel boos en spekelde in het rond tijdens haar verbale uitval. Ze was helemaal niet voorbereid op dergelijk ongemak. Ze wist begod niet hoe ze het moest aanpakken, kon zich met moeite vooroverbuigen om Pietertje te helpen bij het uitdoen van zijn besmeurde broek. Maar het is uiteindelijk gelukt en Pietertje kreeg een blauw broekje aan, moest zelf zijn biologisch afbreekbare troep gaan begraven onder de spar op de speelplaats onder de toeziende ogen van de andere eendjes. Zijn vuile bruin-beige shortje kreeg hij in een plastic zak mee naar huis.

Pietertje was mijn buurjongen en zo kwam het dat ik die avond na schooltijd op de zwarte skaien achterbank zat van de rode Peugeot, met naast mij Pietertje en zijn stinkend zakje en vooraan mevrouw Buurvrouw die de hele tijd zegde: “Pietertje toch, dat was niet flink!” Uren na het voorval zat het jongentje daar nog steeds met gezwollen ogen van het huilen. En in de auto rook het een beetje naar stront. Ik voelde me een flinke grote meid, maar had desondanks hardverscheurende compassie met het onflinke Pietertje.

Papa en Praag

Papa zou met zijn studenten naar Praag gaan. Papa zou meer dan een week weggaan, en dit meisje was triest want papa was – en is nog steeds- haar grote vriend. Papa probeerde haar te troosten en zei: “ik zal je een mooi geschenk meebrengen.” En dit meisje was niet meer triest, ze vroeg: “papa wanneer vertrek je nu?”

Ze keek hoe mama zijn valies pakte, zo’n praktische dingen deed papa immers beter niet zelf. Mama deed dat met heel veel liefde. Ze stak in iedere onderbroek een briefje met een boodschap. Ik vroeg mama wat ze op die briefjes schreef. “Nog een keer slapen mijn koene ridder en dan kom je naar huis”, stond er op het papiertje dat ze vastmaakte in de voorlaatste onderbroek van de stapel. Ik maakte me daaromtrent ongerust want wist dat papa die onderbroeken niet in de juiste volgorde zou aantrekken. Papa was een sloddervos en zou zijn valies gewoon uitkieperen op de vloer van zijn hotelkamer en lukraak kiezen, dag na dag.

Papa vertrok met zijn valies vol briefjes waar hij geen weet van had en sindsdien stond ik iedere dag op met de gedachte: “Zou papa het juiste briefje vinden vandaag?” En ook wel: “Nog een nacht minder en dan komen papa en zijn geschenk terug.”

Ik droomde zelfs van zijn thuiskomst en het gekke was: ik wist dat ik droomde. Kent u dat gevoel? Ik had dat wel meer als kind en voelde me soms oppermachtig om die dromen te sturen. Met zuster Emma heb ik op die wijze wrede dingen uitgehaald. Maar bij de droom over papa en de pop was het anders. Ik wist: ik moet die pop heel goed vasthouden anders is ze weg als ik wakker word. Ik heb ze haast platgenepen, vastgebonden aan mijn lijf. En toch. De volgende ochtend werd ik wakker op de grond met in mijn armen het gordijn.

De volgende nacht was het anders. Toen kwam papa echt thuis en heeft hij me uit een droom gerukt. Hij zat op mijn bed met een schoendoos. In die doos een pop. Geen speelpop maar zo een broos en breekbaar geval in traditionele klederdracht. Ik vond het een rare pop, helemaal niet zoals de mooie pop waarover ik had gedroomd. Maar ik heb ze nog steeds. Met een gedeukt hoofd en een been en een arm minder ligt ze in de grote kist vol dingen die ik nooit weggooien zal. Die kist zit ook vol geheimen en is vergrendeld met een slot waarvan ik de sleutel verloren ben. De kist staat in de garage bij ma en pa. Ik zal ze pas opendoen als ik een eenzame oude dag haal. Ik zal dingen tegenkomen waarvan ik niet meer zal begrijpen wat ze willen zeggen. Maar bij de pop zal ik weten: papa was mijn grote vriend.

Sarnie en Thomas

Thomas is nog steeds mijn grote broer maar Sarnie is al lang dood. Sarnie was zijn tamme kauw, een zwarte kraaiachtige vogel. Pepe Maldegem had hem uit het nest in zijn schouw geritst toen Sarnie net uit een ei gekropen was. Pepe Maldegem deed altijd van die gekke dingen en pepe Maldegem zag er komiek uit met zijn kale hoofd. Een gladde ronde bol want al zijn haartjes waren uitgevallen de week nadat zijn moeder gestorven was. We moesten altijd op zijn schoot gaan zitten zodat hij onze hand kon nemen om samen over zijn knikker te strelen. Dat was een heel raar gevoel want de hand van pepe Maldegem was ook niet helemaal normaal, hij miste een vinger of twee en een andere was helemaal misvormd omdat hij in de oorlog met zijn hand onder een trein was terechtgekomen.

In ieder geval, Thomas was gek op zijn vogel en Sarnie was gek op mijn broer. Met liefde bracht Thomas het beestje groot, voederde hij het gevleugelde dier melkachtige papjes. Voerden ze conversaties in een eigen vogeltaal. Sarnie zat altijd op het stuur van mijn broers groene fiets en samen reden ze door de bossen, of naar de slager in het dorp om 250 gram salamie en driekwart kilo gehakt. Op een avond bleven ze maar weg. Mama werd ongerust en ik ook maar mijn broertje Simon was nog te jong om te beseffen dat er misschien iets mis was. Toen het bijna donker was kwamen ze toch aangereden. Sarnie maakte vreemde geluiden en Thomas deed heel raar. Ik riep: “Mama! Mama! Ze zijn terug!” en vroeg aan Thomas waar ze zo lang hadden gezeten. “Ik weet het niet”, zei mijn broer en toen viel hij in het gras en staarde naar de hemel en Sarnie maakte nog steeds rare geluiden. “Mama! Mama! Thomas doet raar!” En mama kwam naar buitengerend en zag dat er iets goed mis was. Ze zag ook dat zijn lijf vol schrammen stond en ze vroeg ook wat er was gebeurd. “Ik weet het niet”, bleef Thomas herhalen. “Heeft Mike je pijn gedaan?” vroeg ik. “ik weet het niet,” zei hij.

We hebben het nooit geweten maar Thomas heeft een week in een donkere kamer gelegen met een hersenschudding. Sarnie was triest en zat een hele week trouw voor het verduisterde raam.

Sarnie kon niet praten maar is altijd de enige gebleven die geweten heeft wat er die avond is gebeurd.