4 januari 2011
we waren om half zes opgestaan en keken nog een laatste keer naar onze zee
little John had koffie gemaakt maar er was geen tijd voor drinken,
de auto naar Jago wachtte
we reden langs de zwemmende bomen
de laatste keer door de stegen van Dabo,
de stoffige baantjes met pastelroze huizen
de zwaluwen kwetterden hun ochtendradiolied
de microstad ontwaakte zacht op het getuf
van eilandmotoren
we reden door de vlakke bergen,
dronken nog een kopi susu op de Jagopier,
in de kalme drukte
van de vroege eilandochtend
het was een zacht afscheid,
de pier verdween langzaam,
singkpep en andere groene poefjes in het water
losten op in het niets
tot er alleen maar water was
en het geronk van de ferryboot
de wind was hard
en mijn hoofd zo heerlijk plakkerig van de zilte lucht
Na vier uren over de golven
voeren we langs de oevers van de Batamzee
er waren heel veel kranen en imposante boten
vrachtschepen waarlangs miertjes van vissersboten passeerden
het was een immense stap dichter bij Singapore
toen we de Batamhaven binnenvoeren,
zagen we in de verte de skyline van onze stad,
een fractie maar, en ik ervoer een schok
alles leek zo groots en hoogs
nog een laatste Nasi Padang in een geurige
warrung makan
en dan dat laatste stukje varen
de stad die genadeloos dichterbij kwam,
langsheen het fake Sentosa
onder die misplaatste kabelbaan
het geluid van constructiewerken
terug in onze eigen Disneystad
ik ben nog steeds niet goed van die aankomst,
waarbij ik verplicht werd om door de kille shoppingmall te stappen
ik hoorde duizenden geluiden
en zag opnieuw al die singaporezen
op slippers en met shoppingbags onder de arm
ooit, als ik groot ben
wil ik op een ouderwets eiland wonen
ik hoop dat er tegen dan nog steeds
een zelfde singkep bestaat
met dat ene kleine huisje
waarin we heel goed passen
leave a comment