Tussen Einstein, epicurist en Boeddhist
Als halve Einstein, met aanverwante voorliefde voor onderzoek, kunst & cultuur en het geloof in ‘cosmic power’ voelt hij zich hier als een vis in het water. “België?! Wat moet ik daar nog gaan doen?!” Professorpediater Hugo Van Bever pakte 6 jaar geleden overtuigd zijn koffers en vertrok met een ‘one way’ ticket richting Singapore.
We treffen elkaar op de kinderafdeling van het National University Hospital, het huidige habitat van professor Van Bever. Het gebouw oogt in vergelijking met veel andere buildings in supersonisch Singapore nogal ouderwets. Maar ook hier is de airco ongenadig. Vriestemperaturen bijna, terwijl het buiten naar goede gewoonte smeltend heet is. Voor me zit een gedreven man. Hij is “behept”, zoals hij het zelf noemt, gepassioneerd door kinderallergieën, dag en nacht spoken ze door zijn hoofd, zoekt hij naar oorzaken, oplossingen om ze onder controle te krijgen. En Singapore is een uitgelezen onderzoeksterrein. “De prevalentie van kinderallergieën is hier heel hoog, voor bepaalde allergieën dubbel zo hoog als in Europa. Ongeveer 40 procent van de kinderen heeft hier een allergie”, weet Van Bever. “Hoe dat komt? Aziaten zijn genetisch meer ontvankelijk, maar ook omgevingsfactoren zoals het tropische klimaat en een hoge concentratie aan huisstofmijt spelen een rol. En de levensstijl. Singaporezen durven al eens te proper zijn waardoor de weerstand vermindert.”
Ook antibioticagebruik induceert het optreden van allergieën en Van Bever is een van de mensen die inspanningen levert om de Singaporese bevolking daarvan bewust te maken. “Een à twee keer per maand geef ik voordrachten tegen excessief antibioticagebruik, ik besteed er aandacht aan in m’n lessen en schrijf erover in de lokale vakbladen. Er heerst hier immers nog een magisch idee over antibiotica. En artsen durven haast niet anders dan voorschrijven omdat de concurrentie vrij en dus hard is. Bovendien wil niemand een risico nemen, iedereen is bang voor medische fouten, het toezicht van de medial council werkt voor sommige artsen verlammend.”
Van Bever is niet zomaar in het doktersambt gerold. Als kind was “Hugootje” vaak ziek, “een teer baasje”. Hij kon niet verdragen dat kinderen ziek konden zijn en wou later –als hij groot was- vechten voor alleen maar gezonde kinderen op de wereld. Dat was zijn utopische kinderdroom. “Al groeide er ook nog een andere passie. Taal. Met woorden spelen. Literatuur. Germaanse filologie heeft ook lang door m’n hoofd gespookt en m’n ouders hebben me zeker niet in de geneeskunde gedwongen, maar onbewust voelde ik me een beetje verplicht. In die tijd was het doktersberoep nog iets met aanzien. Een Mercedes op de oprit van een grote villa en van die dingen… Ik kom uit een bakkersgezin en ‘nen doktoor’ in de familie, ja, dat zag iedereen goed zitten. Ze waren al trots nog voor het diploma binnen was.” Hij is nog steeds blij met zijn keuze. Al zal hij zeker nog een boek schrijven, ooit, als hij op een goede dag dan toch –en een beetje tegen zijn zin – met pensioen zal gaan. Er liggen al heel wat kladjes in zijn bureaulade, maar hij wil geen half werk leveren. Hij wil niet tot de grijze massa behoren, alleen eerste klasse is goed genoeg. Ambitieus is hij zeker. En belezen ook.
Van Bever had objectief gezien best wel een benijdenswaardige job, daar in België, als afdelingshoofd van de dienst kindergeneeskunde aan de UIA. Maar zonder blikken of blozen heeft hij zijn ontslag ingediend toen de mensen van het National University Hospital in Singapore hem een droombaan aanboden. Tussen pot en pint was Singapore ter sprake gekomen toen hij na een gevulde congresdag in een Thaise hotelbar zat na te praten met zijn goede vriend en collega professor Pakit Vichyanond van de Mahiol University (Bangkok). Van Bever werd melancholisch na een paar glazen, mijmerde over de tijd dat hij als pur sang onderzoeker werkte, ver weg van de administratieve en managementrompslomp waar hij de laatste jaren teveel naar zijn goesting mee te maken had. “Ga werken in Singapore”, opperde zijn vriend, “ze zijn op zoek naar iemand als jij.” En zo geschiedde. Vichyanond bracht hem in contact met de mensen van NUH en niet veel later trok Van Bever voor het eerst naar Singapore.
Men stond wel perplex, daar in Antwerpen, toen Van Bever na zijn kennismakingsreis, met een vers contract op zak, niet zonder enige trots zijn ontslag indiende. Nog nooit had een prof zelf de biezen gepakt. Waarom hij het wel deed? “Omdat ik naar mijn gevoel te weinig bezig kon zijn met de essentie. Ik ben toch wel een beetje een halve Einstein, gebeten door onderzoek. Managementtoestanden, daar hou ik niet van en bovendien kon ik me niet verzoenen met de beleidsvisie. Hier beseft men tenminste dat kindergeneeskunde niet winstgevend kan zijn en compenseert men het deficit met de winst van rendabele afdelingen zoals bijvoorbeeld chirurgie.”
Het moet toch een aanpassing zijn geweest? Van het doorgaans grijze, kille België naar tropisch Singapore? “Niet echt. Ik was omzeggen meteen verkocht. Ik hou van Azië. Van de tropen tout court. Van de zwoele temperaturen, van de mengeling van rassen en cultuur. En: ik heb een zwak voor shoppen. Orchard Road is een waar paradijs voor mensen zoals ik”, lacht hij. (nvdr Orchard Road is een combinatie van de Brusselse Nieuwstraat en de Louisalaan, maar dan in het multikwadraat.)
Ook de quality of life vindt Van Bever hier meer te pruimen. “Ik spreek natuurlijk voor mezelf, maar voor andere expatters zal het ook wel zo zijn. Ik ervaar een enorme waardering voor m’n skills. En ik krijg hier carte blanche. Wat niet wil zeggen dat ik geen evaluaties krijg. Ongeveer 40 procent van mijn werktijd gaat naar onderzoek, veertig procent naar lesgeven en 20 procent naar patiëntenopvolging. Een ideaal uitgebalanceerde combinatie. Ik hou van de drie facetten, ze vullen elkaar aan. En uit alles leer ik iets nuttigs. En werken in een omgeving waar je je begrepen voelt, zorgt voor minder stress, dat speelt natuurlijk ook. Bovendien is het verrijkend om te werken aan een universiteit waar men de hoogste onderwijscriteria hanteert. Harvardnormen, zeg maar. En als het werk gedaan is? Dan is het altijd zomer.”
Neen, hij mist hier niet veel uit het vaderland. Integendeel. “Ik voel geen enkele affiniteit meer met België”, zegt hij weinig omfloerst. “De Belgische politiek is om te lachen als je het van een afstand bekijkt. Waar zijn die mensen in godsnaam mee bezig? Onbekwaamheid troef, omdat iedereen aan politiek mag doen. En dan spreek ik nog niet over mijn walging ten aanzien van extreem rechts. Ik woonde in Antwerpen, blij dus dat ik niets meer te maken heb met Filip Dewinter en consorten. En cultuur? Wat weet de doorsnee Vlaming over cultuur? Voor hem zijn voetbal en VTM cultuur. Hoeveel mensen gaan naar een museum of naar de opera? In België is dit soort kunstbeleving helaas een elitaire aangelegenheid. Maar aan cultuur ontbreekt het hier zeker niet. In Esplanade, een van m’n favoriete plekken, heb ik al schitterende concerten en opera’s gezien, en vooral de diversiteit aan etnische en godsdienstige groepen (Chinezen, Indiërs, Maleisiërs, Hindoes, Moslims, Sikhs, Boeddhisten, … ) laten me meegenieten van een breed spectrum aan authentieke tradities die hier vol overgave worden beleefd door alle lagen van de bevolking. Dat zie je toch niet meer in Europa? Ja, amechtig voortlevende volksdansen misschien, maar daar stopt het. ”
In Singapore viert men inderdaad altijd wel iets. Van Chinese New Year, over Thaipusam, naar Hari Raja en Deepavali, of het Lantaarn Festival,… de stad ziet er veelal kleurrijk feestelijk uit. Overal en altijd anders, veelal geurend naar wierrook. Het is ook in deze stad dat Van Bever zich liet onderdompelen in de wijsheden van het boeddhisme. “De natuur als scheppingskracht vind ik fantastisch en via meditatie heb ik geleerd om te analyseren. Heel verrijkend. Ik geloof ook sterk in de wijsheid dat je je als mens nuttig moet maken. Niet parasiteren. Werken is het meest zinvolle wat je kan doen en heeft bovendien een niet te onderschatten sociale functie: iedereen moet zijn bijdrage leveren aan een betere wereld. En leven in het nu. Blij zijn met wat je hebt en vooral niet denken aan wat je niet hebt. Buitensporig sparen is zowat het domste wat een mens kan doen”, lacht de professor, “met alle goudstaven die wereldwijd in stevig vergrendelde kluizen liggen, zouden we Afrika kunnen voeden, bij manier van spreken.”
Maar anderzijds heeft het boeddhisme ook voorschriften waarin hij zich minder kan vinden. “Ik communiceer vrank en open. Terwijl men hier eerder de neiging heeft om juist geen vragen te stellen. En ook met de onderdrukking van sensualiteit heb ik het moeilijk – heel onnatuurlijk – zolang het allemaal uit vrije wil gebeurt, moet een mens ook zijn lichaam kunnen exploiteren, vind ik.”
Ook zijn joie de vivre strookt niet echt met de Boeddhistische beginselen. Hij is verzot op lekker eten, op een goed glas wijn. “En op dat vlak kom ik royaal aan mijn trekken. Deze stad is een gastronomisch paradijs. Meer zelfs. We weten allemaal dat Eden niet bestaat, maar zeg nu zelf: Singapore komt toch dichter in de buurt dan druilerig België?”
leave a comment