January
Impressions of the past month.
Traanmuziek
We waren net in Brussel aangekomen en met schoonbroer en schoonzus naar de instelling gereden waar tante Nur Nur enkele weken had verbleven.
We hadden gedacht, gehoopt, waren er eigenlijk van overtuigd geweest dat ze daar terug op krachten zou komen. Haar levenslust terug zou vinden.
Niets was minder waar.
Nu zaten we daar in skai zetels tegenover de zweterige directeur en spechtachtige psychiater. Allemaal met neergebogen hoofd. Niemand vond de juiste woorden, we waren allen verlamd, verstijfd en sprakeloos.
Er was een boekje.
Een mooi oosters tekenboek dat de koloniaal aan z’n zus cadeau had gedaan met kerst. “Voor een nieuw begin”, had hij er met Chinese inkt ingeschreven. Zij had het gebruikt als uitlaatklep voor haar wanhoop, om haar afscheid aan te kondigen. Het stond er letterlijk in dat ze zou vertrekken, dat ze door de poort zou gaan “pour être libre.”
We kregen een plastic zak met haar persoonlijke spullen. Wat nog van haar restte, geurde naar exotisme, verwees naar haar onmetelijke liefde voor broeierig Afrika en mystiek India.
Ik bladerde verbouwereerd door haar schrijfsels. Waarom had niemand dit gelezen?! De directeur repliceerde dat we ons in een open instelling bevonden waar het recht op privacy wordt gerespecteerd.
Het was voor hem een even groot drama als voor ons. Meer woorden had hij niet. Wat moest er nu trouwens nog worden gezegd? Nu het genadeloos te laat was?
We dropen af met te neer geslagen schouders. We leken gevoelsdood.
Tot op de heet gechauffeerde gang. Waar een patiënt ons vergastte op een live stukje pianomuziek uit amelie poulain. Mijn ogen werden wazig en joekels van tranen parelden schaamteloos langs m’n wangen, over m’n kin, tot ze op de kliniekvloer, waar iedereen slof sloft, uiteenspatten.
Nu pas drong haar dood tot me door.
Zorgeloos
De voorbije weken waren irreëel
De trip door Java was onvergetelijk, maar nu zo ver weg
Toen we van het vliegtuig stapten, wel en tevree, vol Javaanse euforie
belde de nageboorte met intriest en verbijsterend nieuws
We zijn direct terug op een vliegmachine gesprongen, richting België
Om afscheid te nemen van tante Nur Nur, de zus van mijn liefste koloniaal
Zij had geen andere uitweg gezien dan de dood
De voorbije week was er weinig tijd om na te denken
Maar nu, juist terug op ons dak
Valt alles keihard op m’n kop
Besef ik dat mijn zorgeloos leven
Een illusie was
Weer weg
Heb nog steeds last van een jetlag. Al bijna een week nu. Ik slaap in de namiddag en lees bij nachte – Datumloze Dagen van Brouwers hield me uit m’n slaap. Mooi maar hard.
De weken België hebben me een beetje overhoop gehaald, door elkaar geschud en doen beseffen hoe zorgeloos m’n leven hier wel is. Ik vond deze week geen woorden om te schrijven. Ik was leeg. Nog steeds.
We vertrekken subiet naar Java. Om te werken en een lang weekend uit re rusten. Kijk er naar uit en hoop en plein form terug te komen. We’ll be back next monday. Met mooie verhalen. Dat hoop ik ook.
May I present you
Een nieuw huisdier is tot mij gekomen!
Florentijn, het schijnende everzwijn.
Het mooiste kerstcadeau
Kwam van Wall Street broertje.
En past perfect op mijn hoofd.
Loodzwaar, dat wel. Maar ik ben een viking. Met een sterk hoofd.
Lang leve de brandstichter(s)
Vroeger keek ik nooit naar die kerk toen ik er voorbij reed op weg naar huis. Het was gewoon, in mijn ogen toch, een ordinaire dorpskerk zoals er honderden zijn. Maar sinds 1 januari 2002 is dat helemaal veranderd. Ik herinner me niet meer of het nu 1 of 2 kwajongens waren die bij wijze van oudejaarsnachtgrap de kerk in de fik staken. Dat moet vlammen hebben gegeven. Een indrukwekkend vuurwerk. Het leek wel of Waarschoot was gebombardeerd. Alsof het oorlog was geweest, daar in die kerk. Iedere keer opnieuw had ik het gevoel door een warzone te trekken als ik voorbij de kerk van Waarschoot passeerde. En eigenlijk: die ruïne was ook wel mooi, had iets magisch.
Ondertussen steekt de oude St. Ghislenus kerk in een nieuwe verpakking. Heel impressionant. Een van de mooiste kerken van het land, vind ik nu. Ze zouden een prijs moeten krijgen, die brandstichters. Maar natuurlijk gingen de architecten met de pluimen lopen.
Slof slof slof
Verlamd door de kou zag ik met moeite de schoonheid van Brussel gehuld in ochtendmist. Ik bibberde alleen maar. Vroeg me af hoe ik al die Belgische winters vroeger overleefde. Verlangde terug naar m’n dak. Niet alleen door die kou maar vooral omdat het slechte nieuws zich bleef ophopen, omdat ik mistroostig werd van de sloffende mensen in de psychiatrie. Ze sloffen allemaal, die mensen onder de pillen. Slof slof slof van hun kamer naar het rokershol, slof slof slof van het rokershol naar de televisiekamer of het knutselvertrek. Slof slof slof. In het ouderlingenhuis sloffen ze ook. En kijken de eenzame oudjes door het raam naar de proper opgedirkte mensen die met hun zakken vol wintersolden kordaat voorbij wandelen. Ze kijken ook naar de deur. Wachtend op bezoek dat niet zal komen. Niet vandaag, niet morgen. Ze zijn dood ook al ademen ze nog.
En dan sterft de moeder van een vriendin. Niet zomaar een vriendin, een heel speciale. Ze woont trouwens ook op een dak met uitzicht op het roodverlichte Koekelbergkruisje. Ik heb avonden staan staren naar dat kitscherige kruisje terwijl ik me afvroeg hoe ik haar troosten kon. Ik kreeg niets beter uit mijn mond dan dat het beter was zo. Dat de strijd zwaar was geweest. Nu dus rust voor haar moederhart, voor haar lichaam dat niet meer kon genezen. Maar die woorden troosten niet. Ik stelde vast dat mijn kijk op de dood, op euthanasie angstaanjagend nuchter is. Misschien omdat ik al heel wat mensen zo heb weten sterven. Zien sterven. En hun opluchting zag. Maar er stierf nog niemand die echt dicht bij me staat. Dat besef ik goed.
Slof slof slof. Ik slofte ook. Op mijn skikousen over de kille salonvloer. Vers uit bed en nog half beslaapt, keek ik naar de foto van de twee engeltjes en het duiveltje. Mijn broers en ik. We hebben ons ooit zo verkleed voor een pa & ma fotocadeau. Ik had het beeld ingekaderd in een vergulde lijst, de foto op een rood fluwelen doek en eronder geschreven Mais qaund meme uni. Dat foute Frans van me voor eeuwig ingelijst. Verenigd voor het leven. Dat heb ik onvoorwaardelijk met mijn broers, besefte ik. En met m’n ouders. Ook al zijn we ondertussen opnieuw voor lange tijd uit elkanders dagdagelijkse leven gerukt. Onvoorwaardelijk is moeilijk, soms. Maar wel heel mooi. Dat weet ik nu.
4 comments