Singajo's world

De man die geen plan had

Posted in ontmoetingen by singajo on dinsdag, 22 juli, 2008

Hij heeft het voorkomen van een mature surfboy: bruingebakken, hippe sneakers en er steigert een immens getatoeëerd vuurpaard over zijn rug en armen en na vele jaren Azië is zijn West-Vlaamse tongval voor geen millimeter veranderd. Eigenlijk Terry heeft weinig gemeen met het prototype van een ondernemende designer. En toch.

Zelden gezien. Zo’n patchwork van rijstvelden. Omgewoelde, bezaaide modder. Gifgroene, jonge rijst. Geelbruine gewassen en geoogste akkers. Mensen met gekromde ruggen. Oude vrouwen zeulend met manden, mannen zwaaiend met de zeis. En in de verte, het geluid van de immer ruisende zee.
De weg naar Terry’s huis is van een soort authenticiteit die met verstomming slaat. Op- en neergaande, met putten bezaaide kronkelbanen, kampongs (nederzettingen) met okerkleurige huizen en in iedere tuin minstens 1 tempel. De offerplaats veelal groter dan de leefruimtes. De geur van wierrook en frangipane. Van ongezonde vuurtjes ook. Hoogbejaarde madammen zonder gene voor hun naakte hangborsten. Gezinnen op 1 brommer. Tieners onbekommerd kussend achter een boom. En honden. Ontiegelijk veel honden.

Werkelijk ie-de-reen kent Terry hier. Dat hebben we ondervonden toen we verdwaalden in het patchwork op zoek naar zijn huis. We moesten niets vragen. Als ze in de straten van Desa Belalang nog maar een boleh (buitenlander) zien, lachen ze spontaan: “Terry!”, en wijzen ze de juiste richting.
“Terry the boss”, noemen ze hem. Het halve dorp blijkt op de een of andere manier profijt uit zijn meubelfabriek te halen. En ze vinden hem een fijne boss. Eigenlijk ook wel een beetje een gekke.
De bedrijfsleider woont op 500 meter van zijn zaak en wandelt er, met z’n laptop onder de arm, op blote voeten naartoe. Veelal maakt hij een shortcut door de zompige rijstakkers. Hij zet senseo-koffietjes voor de werknemers en laat zich ophalen met een bebek (brommertje) door de ranke secretaresse in minirok als hij geen zin in wandelen heeft. Hij is de baas die zegt dat hij het hardste werkt als hij hoog op de golven, op z’n surfboard, staat.
“t Is echt zo. Inspiratie komt bij mij niet door naar een leeg blad te staren. Op zee komt ze wel. Daar doe ik het grootste werk. En voor de rest steun ik vooral op mijn fantastisch team. Onder wie twee tekenaars die mijn ideeën op papier zetten.”

Terry is niet de enige flamboyante ondernemer die koos voor een leven op het godeneiland Bali. Wel een van de gelukkigen die er effectief in slaagt en overeind bleef na de tweede bom. Hij is cent pour cent selfmade, een doener die beseft dat hij zonder zijn lef nog steeds in België “op zijn luie kont zou zitten”. Hopend op Lottowinst als ticket voor een meer kleurrijk bestaan.
“Op school had ik altijd het gevoel dat ik mijn tijd verprutste. Ik leerde er niets. Toch niets dat mij boeide en ik doodde de saaie uren met tekenen. Dat passioneerde me wel. Ontwerpen maken. Van motoronderdelen of vervangstukken voor een kapotte sofa. Toen ik zeventien was, ben ik gestopt met school en trok ik naar het fabriek, waar ik wel een stiel heb geleerd: hout- en staalbewerking. De jaren daar hebben me gebracht waar ik nu ben. Via omwegen weliswaar.”

Na een vier jaar durende vrijage trouwde hij zijn jeugdvriendin. Twintig, was hij toen. “We huwden op een vrijdag en de zondag die volgde wist ik: dit lukt nooit. Teveel regels. Een pint gaan drinken met mien moaten kon niet meer. Neen, ik heb niet gevochten om er toch iets van te maken. Zin in komedie spelen had ik niet. Tien dagen later gingen we uiteen.” Hij vertelt het kurkdroog. “Mijn hele hebben en houden heb ik toen verkocht. Ik wilde reizen, had zin in avontuur. Er was niets dat me tegenhield.
Terry trok naar Zuid-Amerika. Aan de voet van de Andes, in het Venezolaanse bergdorp Poderosa, leerden de Indianen hem zilver bewerken. “Dat was geen lukrake keuze. Zilver is eenvoudig te manipuleren. En niet duur. Maar vooral: je hebt niet veel materiaal nodig. Juwelen maken, dat kun je overal.”
Zo leefde Terry enkele jaren: als hij z’n verdiende centen had verbrast, maakte hij nieuwe juwelen, hij verkocht ze en ging weer aan het feesten. “Vient toch, ik en mien gamuzeerd,” mijmert hij.
Columbia, Cuba, Isla Margarita, Brazillie en Venezuela. Hij zou een boek kunnen schrijven over zijn dolle avonturen daar. Of over de tijd dat hij in New York werkte voor een Joodse verhuisfirma. Of over zijn periode als sigarenkoerier tussen NY en Cuba. Of over zijn jaar op Micronesië. Een Amerikaans architect had hem gevraagd speeltuigen te ontwerpen en te produceren voor een park op een van de vele piepkleine eilanden. “Een mooie opdracht, dat wel, maar ik werd er gek. Zo klein. Je springt er op je fiets en voor je goed en wel in je zadel zit, ben je het eiland rondgereden.” Na zes maanden had Terry een break nodig en vertrok hij naar Bali. “Ik was meteen betoverd door de natuur en de architectuur. Vergaapt heb ik me, aan hoe ze hier daken vervaardigen uit alang alang (gras). En de surfgolven… man toch, daarop rechtstaan geeft zo’n kick. En de vrouwen natuurlijk. De vrouwen geven altijd de doorslag.”

Maar de Micronesische speeltuigen waren niet klaar. Dus keerde Terry terug om zijn opdracht af te maken. Tot junkies hem een nachtelijk bezoek brachten. Hem in elkaar timmerden en alles meenamen wat hij bezat. Er viel niet veel te verhuizen. En met een paar honderd dollar op zak vloog hij terug naar Denpasar, Bali. Mei 1997 was het toen. “Ik had niet echt een plan. Maar. Ik was ik wel overtuigd van mijn slaagkansen.”
Zijn Balinees verhaal begon met een set zilveren chopsticks dat hij maakte in zijn kamertje in Denpasar. Met zijn laatste centen kocht hij een ticket naar Tokyo. Hij stapte daar vol lef een interieurzaak binnen en liep een half uur later buiten met zijn eerste bestelling. En een smile on his face. Of course. Tien jaar later woont hij in een mooi huis en zijn de fundamenten van zijn bedrijf stevig. Al waren er ook zwarte tijden. “Er zijn momenten geweest dat ik dacht: ‘er zit niets anders op dan mezelf op te sluiten in een Tibetaans klooster.’ Ik had geen rotte bal, maar naar België terug keren was geen optie. Daarvoor is mijn trots te groot. ”

Ondertussen werkt er 40 man in zijn door rijstvelden omgeven meubelfabriek. Onder wie twee andere Belgen die instaan voor de verkoop en follow-up. Maar het volle vertrouwen heeft Terry in de Balinees Vika, een architect van opleiding en Terry’s rechterhand. Hij regelt alle praktische besognes, is de wandelende agenda, chauffeur en foutloze rekenmachine. “Ik wil daar heel eerlijk in zijn”, zucht de West-Vlaming, “een geboren ondernemer ben ik niet. Wel bruis ik van de ideeën en kan ik goed inschatten of een concept al dan niet technisch haalbaar is. De introductie bij de klanten doe ik met hart en ziel, ik ben nogal een babbelaar, maar de follow up… neen, helaas, dat is niet mijn sterkste kant. Wellicht had ik nog verder kunnen staan met mijn bedrijf. Maar ik leef ook graag. En laat ons wel wezen: ik kan toch niet meer eten en drinken dan dat ik nu al doe. Een groter huis interesseert me niet en een zwembad? Vient toch, ik heb hier de zee, een schoner zwembad vind je nergens. Een extravagante auto, ja, dat zou ik misschien ooit wel willen. Maar het is zeker geen must voor mijn geluk.”

De laatste jaren is er een toenemende vraag naar grotere stukken voor particulieren; keukens en slaapkamers op maat. Maar de grootste moot klanten situeert zich in de luxueuze hotelketens. Bulgari, Mandarin Oriental, Ritz, Hyath en Four Seasons om er enkele te noemen. Ze doen overwegend een beroep op Terry voor hun “table topping”: asbakken, pepermolens, dienbladen, chopsticks, … Voor een resort van de One & Only keten op de Malediven ontwierp hij een kaviaarbar en zo haalde hij recent een opdracht binnen voor het exquise Kempinski hotel in Tanzania. Hij mag er de hele 8ste verdieping aanpakken. De bar en het restaurant ontwerpen naar zijn smaak. Tot de uniformen van de diensters toe. Hij glundert als hij het vertelt. “De general manager stuurde me een mail. Dat ze in zijn hotel de ‘wauw’– factor missen. En of ik daar iets zou kunnen aan doen… Als ik dit tot een goed einde breng, zijn we definitief gelanceerd. Ontwerpen is het liefste wat ik doe, maar mijn business bestaat totnogtoe voornamelijk uit productie. Dit zou de droomkentering kunnen zijn.”

Uiteraard zou Terry ook kunnen kankeren. Over het werktempo van de Balinezen. Over het gebrek aan infrastructuur. Over de slechte wegen. De loslopende viervoeters in het verkeer. Over de hitte. Over de prijs van een goede fles wijn. Over de ware aard die schuil gaat achter al die lachende Indo gezichten.
Vele, in Bali gesettelde westerlingen mokken voortdurend. Westerlingen met kasten van huizen, blijkbaar riante bankrekeningen en al dan niet een prachtige en dienstbare ‘femme Gaugiun’ aan hun zijde, sluiten zich liefst op in hun pronkerige ommuurde burchten. Ver weg van de exotiek waarvoor ze jaren geleden het eiland uitkozen als verblijfsplaats. “Bali is Bali niet meer”, jammeren ze. En ze hebben een punt. Tien jaar geleden kon je op het paradijselijke eiland een immense villa leasen –kopen was toen nog onmogelijk voor buitenlanders – , nu krijg je voor hetzelfde geld met moeite een hut. En er waren natuurlijk ook de bommen van extreme moslims die een schaduw over het olé-olé gevoel wierpen. Maar daar zijn nu vooral de Balinezen die ooit de rijstvelden voor het toerisme inruilden de dupe van. “Na die eerste bom is het nog vrij snel goed gekomen”, vindt Terry. “Iedereen dacht: die bom hebben we gehad, we zijn veilig nu. Ook toeristen dachten er zo over . Maar als er dan zo’n tweede aanslag komt, zit de schrik er natuurlijk goed in. In 2006 is de retail in Bali met 70 procent gedaald.”
Al merk je daar in eerste instantie weinig van, op een doordeweekse dag in badstad Kuta. Op het strand lijkt het aantal toeristen dat zich laat roosteren onverminderd. Het aanzicht van al dat aangebakken strandvlees doet duizelen. Maar in de hippe clubs waar je voor de bommen over de hoofden kon lopen, kan er nu gerust nog een paar honderd man bij. Weinig volk ook in de boetieks die de badplaatsen met elkaar verbinden. En toch: men blijft lustig hotels neerpoten. En tempels ook. Ze geloven het zonder twijfel echt, de Balinezen, dat hun dagelijkse bewierookte offers terug voorspoed zullen brengen.

“Klagen? Ik zou niet durven”, zegt Terry fel. “Ik ben niet vergeten vanwaar ik kom en besef iedere dag dat ik met mijn gat in de boter ben gevallen. Tegenwoordig kunnen we hier zelfs malse biefstukken bakken.” Carrefour heeft recent een warenhuis geopend in het gebombardeerde Kuta. Iedereen praat erover. En iedereen gaat zien. De kolonialen slaan er kaas en wijn in. De Balinezen trekken hun beste kleren aan voor een familie-uitstap naar de supermarkt. Files om de parking op te rijden. Het lijkt wel een pretpark.
“Of je het hier goed hebt, hangt vooral af van je eigen ingesteldheid”, vindt Terry. “Het lijkt allemaal heel exotisch, een leven hier, maar het vergt toch een bepaalde houding. Zeker als je wil ondernemen. Het opleidingsniveau van de lokale arbeiders is niet te vergelijken met de vorming zoals we dat in België gewend zijn. En: Balinezen hebben een ander tijdsbesef. Als je hen vraagt ‘kun je dat arrangeren tegen morgen’, zullen ze breed glimlachend en overtuigd ‘ja’-knikken. Maar morgen is voor hen evengoed overmorgen. Of volgende week, of zelfs volgende maand. Je kunt je daaraan ergeren. En je blijven ergeren. Of je kunt er voor een stuk in meegaan. Het is een evenwichtsoefening. Het belangrijkste is: zelf gedisciplineerd blijven. De focus niet verliezen en vooral de taal spreken. Ik wil met iedereen kunnen communiceren. De sociale contacten zijn sowieso al gelimiteerder dan bij ons, dan doe je er toch alles aan om jezelf niet te beknotten?”
Dat hij dat absoluut niet doet, blijkt snel. Het is een komen en gaan in zijn huis. Van excentrieke dorpelingen met goesting in een vodka, van Hollanders met een Balinese activiteit of Javaanse vrouw, van werknemers op zoek naar een internetverbinding. Van verdwaalde honden ook. En niet in het minst van Cayanti’s halve familie.
Cayanti is al jaren de vrouw in zijn leven. Ze vond hem maar een rare ‘kwiet’ toen ze hem ontmoette. “Hij zag er helemaal niet serieus uit. Op een dag heb ik toch ingestemd voor een etentje, maar ik heb ik mijn hele familie meegenomen. Je moest zijn gezicht zien”, lacht ze. Ondertussen is hij eraan gewoon geraakt. Als je met een Indonesische vrouw leeft, trouw je haar hele familie.
Waarom zoveel blanke mannen op Aziatische vrouwen vallen, is voor Cayanti duidelijk. “Wij zijn opgevoed met de idee dat je de man op een voetstuk moet plaatsen. Dat hij altijd gelijk heeft. En dat je hem moet volgen. Hoe dan ook.” Cayanti zaagt niet als Terry er op uit trekt op vrijdagavond om pinten te drinken met ‘het Belgisch elftal’. Cayanti zaagt nooit. Zolang hij maar terug naar huis komt. Al is het de volgende dag.

“Kom mee”, wenkt Terry, “ik toon jullie m’n bureau.” We springen op z’n brommer, rijden langs de gifgroene rijstvelden. De dorpelingen zwaaien, zoals men wuift naar een voorbijrijdende pausmobiel. En dan opeens een zwart verlaten strand. Palmbomen en woeste golven. Terry springt op zijn surfbord en zegt: “ik ga een beetje werken nu.”

6 Reacties

Subscribe to comments with RSS.

  1. Aïda said, on dinsdag, 22 juli, 2008 at 6:23 pm

    Dit succesverhaal doet dromen. Maar tegelijk denk ik aan de delicatessen-Nederlander in Frankrijk en bedenk ik dat er naast elk succesverhaal tientallen mislukkingen zijn.

    Niettemin toch heel stiekem jaloers op deze dromer en durver. En op jou.

  2. tijdtussendoor said, on dinsdag, 22 juli, 2008 at 7:39 pm

    Ik weet dat ik het nooit zou durven of kunnen maar zalig als je toch genoeg lef hebt en dan ook nog succes oogst!

  3. blanche said, on woensdag, 23 juli, 2008 at 2:53 pm

    Ik zag het bij succesvolle mensen: een plan of lef heb je niet echt nodig, wel een overtuiging, een doel. Je moet heel goed weten wat je wil en daar blijven op focussen. Je eigen sterktes en zwaktes kennen en enige realiteitszin zijn een must. Je overal ‘thuis’ voelen is handig. Mensen die precies kunnen omschrijven wat ze echt willen hebben de meeste slaagkansen, weze het vaak met vallen en opstaan.
    Dat is de theorie, maar Terry lijkt toch een sprekend praktijkvoorbeeld.
    Als er dus iets is waar ik stiekem jaloers op ben dan is het dat Terry niet twijfelde aan wat hij wou: ontwerpen.

  4. vandepotgerukte said, on donderdag, 24 juli, 2008 at 4:17 pm

    Altijd goed om te zien dat mensen durven. De meesten praten er wel veel over maar doen er geen bal aan. Als je wil vliegen weet je dat je kan vallen, maar je hebt op zijn minst gevlogen.

    Was getekend

  5. alaindhaene said, on vrijdag, 25 juli, 2008 at 2:24 pm

    Mooi heel mooi verhaal, natuurlijk zal er wel meer harde noten gekraakt zijn dan hier beschreven…

  6. nel said, on vrijdag, 25 juli, 2008 at 5:56 pm

    Mooi verhaal, maar ook heel erg… koloniaal.


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: