Het Straatje (3)
Episode III Lutgarde en de nederdaling van God hemzelve in haar keuken
Misschien moet eerst worden verteld dat Het Straatje een van de vijf doodlopende spenen was van De Straat, de eerste betonnen baan in een verkavelingwijk die zijn ontstaan zag in het jaar 1970. Het straatje telde 8 huizen met even nummers, van 20 tot en met 34.
Lutgarde woonde met haar in het geniep rokende echtgenoot Walter Van Damme en hun drie kleine kinderen Driesje, Thijsje en Saartje in nummer 20. Een inkijkhuis op de hoek van Het Straatje met in ieder vertrek een opzichtig kruisbeeld. Dat Lutgarde dweepte met Jezus en Maria en de rest van de goedzakken in de Bijbel, was een understatement, ze sprak erover alsof het waren haar beste vrienden waar ze minsten twee keer per week op de koffie ging. Haar Godliefde ging zo ver dat ze iedere ochtend, ongeacht de kwalijkste winterse weersomstandigheid, om 5 uur met haar fiets langs verlaten landwegels naar de dorpskerk croste om het altaar af te stoffen, de azalea’s te bewateren en het gewaad van pastoor Oscar glad te strijken. Of ze de pastoor ooit met meer van dienst is geweest uit oeverloze Godliefde is niet geweten, doch deed er een sappige roddel de ronde over Lutgarde die op het altaar lag met omhoog getrokken rok, haar naakte buste versierd met vers geplukte roze azalea’s. Ivan, een boerenzoon die iedere ochtend bij wijze van kwajongensstreek een slokje uit het wijwatervat ging drinken alvorens hij de koeien ging melken had haar daar zo naar eigen zeggen zien liggen en het nieuws was doorgesijpeld tot in de oren van enkele Straatjesbewoners. Meneer Leroy, die een ondeugende pret beleefde aan dit soort nieuwtjes was er van overtuigd dat het misschien meer dan kletspraat was. Zijn vrouw, die helemaal niet opgezet was met de eindeloze fantasie van haar man, sprak: “Achiel, dat moogt ge niet zeggen, roddels zijn de waarheid niet. Ge kunt zoiets maar zeggen als ge ’t met uw eigen ogen hebt gezien.”
“Maar ik zie het toch met mijn eigen ogen?!”, lachte meneer Leroy. “Heb je dat Thijsje al eens goed bekeken?? Met zijn patattenneus en geblokte schoudertjes. En dat roste haar! En die bruine ogen! Vind gij nu zelf dat die kleine iets weg heeft van de Walter? Hij is de regelrechte miniatuurversie van pastoor Oscar.” En daar had hij dus wel een punt. Mevrouw Leroy hield terstond haar mond.
Monica, in die tijd een echte wijsneuskleuter, had het boeiende gesprek met rode oortjes vanachter de blauwe fauteuil gevolgd en besloot op onderzoek uit te gaan, dat was immers een hobby die ze al beoefende sinds ze kon kruipen en nu ze ook kon praten zorgde dit af en toe voor beschamende momenten. Voor haar ouders dan. Ze liep over de grasperkjes naar het huis van de familie Van Damme, kroop over de haag en belde aan.
“OOOh dag Monicaatje”, kirde Lutgarde toen ze het meisje zag, kom je spelen met Saartje?”
“Neen, ik wil u iets vragen.”
“Iets over Jezus?”, vroeg Lutgarde die ook gekend was in de buurt als vrijwilligster voor de catechismusles.
“Neen over Thijsje en meneer pastoor.”
“Hoe bedoel je?”, vroeg Lutgarde die rood aanliep en ondertussen een kruisteken maakte.
“Is meneer pastoor de echte papa van Thijsje?”
“Hoe kom je daar nou bij? Walter is toch de papa van al mijn kindjes?”
“Misschien. Maar Walter heeft geen patattenneus en geen geblokte schoudertjes. Mijn papa vindt ook dat Thijsje heel goed op meneer pastoor lijkt.”
“Als er iemand de echte vader is van Thijsje”, zei Lutgarde hooghartig “dan is dat God.”
“God?”, stamelde Monica, “hoe kan dat nou? Heeft God een patattenneus? En geblokte schoudertjes? God woont toch in de hemel?”
“Inderdaad maar soms komt hij op bezoek. Hij daalt dan neder in mijn keuken als ik de aardappelen sta te schillen en dan zie ik alleen licht, een fel, alles overheersend licht. God is ook jouw papa Monicaatje. God is de papa van alle kindertjes.”
Monica was helemaal in schok door deze openbaring en rende huilend weg. Toen ze op de oprit van nummer 28 kwam, het huis waar ze was geboren en waar meneer Leroy zijn mokkakleurige Volkswagen Passat stond te wassen, schreeuwde ze hem toe: “Jij bent een liegbeest! Jij bent mijn papa niet! God is mijn papa!”
“Zottemie”, zei meneer Leroy, “waar haal je die waanzin?”
“Vraag maar eens aan mama wat er gebeurt als ze aardappelen staat te schillen in de keuken!”
“Wat brabbel jij nou allemaal?!”
“Mevrouw Van Damme heeft het me al-le-maal verteld. Thijsje is ook een kindje van God en niet van pastoor Oscar!!!”
“Godverdo…”
Wie is dan de papa van de zwarte kindjes?
Was getekend