Knallende liefde
Het was liefde op het eerste gezicht. De lumedyne, een lekker ouderwets-gezellig flashtoestel, en ik waren onafscheidelijke gezellen. De zwarte bak met eenvoudigwerkende knoppen, een witte en een rode, zwarte kruldraden en een antiek uitziende lamp hing steevast rond mijn nek met een zwart-rode riem, als een soort sjakosj bijna. Het geluid dat de lumedyne produceerde telkens hij flashte, deed denken aan oude films. Het toestel zag er haast prehistorisch uit, uit het tijdperk dat de fotografie net uitgevonden was. Tijdens de hoogdagen van onze relatzie was ik zowaar een wandelend flashtoestel, een levende robot die meticuleus ging staan waar mijn fotograaf het wou en geconcentreerd mikte op het target. De Lumedyne liet me nooit in de steek, gaf licht op aanvraag en was zo trouw als een hond.
Altijd al, heb ik een voorliefde gehad voor van die onnieuwe dingen, van toestellen die eenvoudig werken. Met knoppen waar je nog werkelijk op moet duw-en. Dat zal ook wel aan mijn niet-op- electronica-ingesteld brein liggen. Ik ben bang van electronica. We hebben hier dan wel vernuftige nieuwerwetse studioflashen in huis en ik ben ondertussen in staat om ze correct te bedienen maar van liefde is er absoluut geen sprake. Integendeel. Te veel knoppen, teveel geluid, teveel mogelijkheden en submogelijkheden. Teveel kansen dat het mis kan gaan. Dat die toestellen tilt slaan. Zeker als ze in de buurt komen van ambulances met brandende zwaailichten en loeiende sirines. Die “mono bloc flashen” vangen de signalen van de zwaailichten op en beginnen dan plots en ongevraagd te werken en door te slaan tot ze rijp zijn voor de vuilbak. Hetzelfde effect hebben de rijdende kuiskarretjes van de luchthaven. In Changi Airport verplaatst het sanitair personeel zich van het ene toilet naar het andere op een soortement van mini-tractor met borstels en dweilen en een zwaailicht ook. De hel voor supersonische studioflashen. Hun dood zeg maar, als je niet tijdig op de ‘power-off’-knop drukt als er zo een rijdend gevaarte nadert. En dan heb ik me nog niet beklaagd over de ‘stroom’ die studioflashen nodig hebben (zucht). Het is altijd een gesleur met ellenlange in de knoop geraakte verlengdraden waar een mens zoals ik al eens over struikelt in zijn zoektocht naar een onvindbaar ‘power point’. Zelfs hier geen graspleinen met stopkontakten in de aarde. Bovendien wegen die flashen een ton en moeten ze op een statief geplaatst worden en zijn ze niet handig te vervoeren op onze groene, ouderwetse vespa. De lumedyne wel. Als we door de stad crosten op weg naar een shoot, de camera op de schoot van m’n lief en de lumedyne rond m’n nek, dan voelde ik me dikwijls een reporter uit de Tweede Wereldoorlog, rijdend in een verkeerd tijdperk, met al die blitze toestanden langs de weg en ook al waren we op weg om een tai tai te fotograferen.
Maar gisteren is het mis gegaan. Is de liefde letterlijk opgebrand. We waren bedrijvig met een architectuursshoot. Toen ik op een grillige muur richtte en mijn lief een beeld schoot, ontplofte het ding in mijn armen, ik kan u zeggen: dat gaf nogal een knal. Na de knal volgde nog een knal. En toen werd mijn lief boos. Dat het mijn schuld was. Dat ik onze ‘lume’ niet goed geconnecteerd had. Hij was helemaal over zijn toeren. Eerlijk gezegd, ik ook, stond daar met bibberende benen en een tijdbom rond m’n nek. En toen begon de lumedyne weer te knallen en toen werd ik bang en wierp ik hem van me af en hij kalde opnieuw en opniew en opnieuw en luider en heftiger en toen kwamen er vlammen uit zijn zwarte lijf en nog wat stervenskreten en toen was het gedaan. De lumidyme was dood. En mijn onvoorwaardelijke liefde ook. Ik weigerde een groet te brengen aan het lijk, dacht dat er nog stuipen zouden volgen, zoals bij een kip die zonder kop begint rond te spurten na de slachting.
Mijn lief, die gefascineerd naar de explosieve ondergang van het stuk antiek had staan kijken, begreep plotsklaps dat het niets met verkeerde connectatie te maken had en kuste me.
Ouderdom. Op een dag gaat iedereen er aan kapot.
Ik had ook zo’n gevoel toen mijn allereerste gsm het liet afweten. Het was een robuust geval, zo’n oernokia. Ondertussen liep iedereen met een versie die drie keer kleiner was dan de mijne. Ik moest zelfs nog een antenne uittrekken. Maar bellen deed hij als de beste. Tot hij viel. In 20 stukken. Anders werkte hij nog. Weet ik zeker.
Doe mij ook maar een simpele knop aan knop uit.
Waren er voor de rest nog gewonden of doden? Ik het namelijk ook graag (nog) spectaculair(der).
Helaas Aida, alleen mijn linker armhaartjes zijn weggebrand. maar de koloniaal is nieuwe apperatuur aan het bouwen waarmee er in de nabije toekomst ongetwijfeld spectaculaire ongelukken zullen gebeuren. ik hou je op de hoogte.