Chez Minou et l’Amiral
Het waren fantastische dagen aan de oevers van de Sangei Jang chez Minou et l’Amiral. Ze hebben een sprookjesachtig huis, zwevend boven de mangroven, wondermooi. Hun zompige domein is geen vakantieparadijs maar een authentieke scheepswerf waar ze werken aan hun droom, hun eigen ark van Noe: de Impian, een mastodont van een zeilboot. We zouden daar “even” gaan kijken naar hun werkzaamheden maar uiteindelijk zijn we er vijf dagen blijven hangen. Zo gezellig was het daar.
“Ce sont les chiens qui nous ont adopté”, zei Minou. En niet omgkeerd. Ze zijn met een stuk of tien en hebben hier een heerlijk hondenleven. Al is er één hond op fabelachtige wijze heengegaan. Dat was Rataplan, de snuggerste van allemaal en de lieveling van Minou. Een slimme hond, daar was Tony ook van overtuigd. Tony was een “negrito”, kwam van een primitief eiland waar niemand kon lezen of schrijven, hij was beresterk en bouwde mee aan de Impian. Maar de dag dat hij Rataplan heeft opgegeten was Minou onverzoenbaar boos. “Le chien est intelligent et son maître aussi, donc je vais manger le chien pour obtenir l’intelligence de son maître. Dit donc. Quand même un peu trop primitive pour moi.”
De Impian in aanbouw. L’Amiral hoopt dat zijn “perfecte vrouw” eind dit jaar varensklaar is. Maar er is nog ontzettend veel werk te doen. Al meer dan twee jaar timmeren de ex-piraten keihard aan de houten boot en ze denken dat het nog minstens twee jaar duurt vooraleer het prachtige schip gezeedoopt kan worden. Maar dat wil l”Amiral niet geweten hebben.
Julie maakt de heerlijkste krabgerechten, is heel gul in het bijschenken van martini en rhum en ze lacht altijd. Ze had in m’n focusknack de naaktfoto van John Lennon en Yoko Ono gezien, dat moest ze zeker aan Ali tonen, haar behelmde vriend-collega. Ze gierde het uit, maar Ali kon er niet mee lachen, vond het allemaal heel genant. Hij verfrommelde de foto en deponeerde hem tussen de garnalenhuiden in de vuilbak. Julie heeft Yoko en John eruit geritst en de foto opgeborgen in haar broekzak.
Goeie ouwe Fret was ook van de partij. ‘t Is altijd lachen met die kleine nozem. Hij vroeg aan l’Amiral of we wat met de kleine zeilboot mochten dobberen op de rivier. “Kunt ge met nen speedboot varen?”, vroeg l’Amiral. En de Fret zei ja. Ik keek hem aan met een verstomde kop en Fret zei: “ge moet altijd ja zeggen.” En hij kreeg zowaar de sleutels van het gloednieuwe vaartuig. Natuurlijk liep het al mis bij het starten. L’Amiral is toen maar meegevaren, langs de rivier, door het kanaal de diepe zee in. Fret kreeg bijna een orgasme toen hij zelf achter het stuur ging zitten en volle petrol gaf op de wiebelende baren. Het was ondertussen donker en we zijn vastgevaren in de modder. De speedboot bijna om zeep. Maar nu kan Fret het dus wel. Varen met een snelle boot. En vooral vastvaren.
Gigi Laut is de boot van Toba. Toba woont ook op de scheepswerf. Vroeger was hij groentenboer in de Provence maar toen de dokters hem vertelden dat hij nog amper twee jaar te leven had, heeft hij alles verkocht om zijn bootdroom waar te maken en misschien wel te sterven op de zee. Ondertussen heeft Toba zichzelf al vier jaar overleefd. Natuurlijk is hij heel blij maar al zijn geld is in de boot gekropen en hij heeft geen centen meer om er mee te varen. L’Amiral en Minou hebben Toba een job gegeven en de mogelijkheden om Gigi Laut helemaal af te werken met kwaliteitsvolle verf. De boot had meer dan zeven maanden niet gevaren. Maar zondag was een grote dag voor Toba en Gigi. We zijn met Gigi Laut naar “Mango Island” gevaren en dat was een heel avontuur.
Temidden van de zee was de diesel op. Dat zuipt nogal, zo’n boot! we hebben het grote anker in het water gegooid en lang, heel heel lang gewacht op Moktar, de vriendelijke visser met zijn plastic snoepdoos waarin hij z’n roepie’s, sigaretten en handphone bewaart, die verse diesel zou brengen. Wel honderd keer zijn we van de bootnok gedoken en hebben we gestaard naar de grote cargoschepen die voorbij voeren, naar de huizen in de zee en naar de rat die van de boot sprong om aan de lange overtocht te beginnen. Wellicht is de waaghals ondertussen verzopen. Maar Gigi heeft uiteidelijk Mango Island gehaald en Toba was zo fier als een gieter.
De rit terug was zalig. Op het dek staren naar de verdwijnende zon. De nervositeit van l’Amiral voelen die ons veilig thuis wou brengen. Hoe hij keek naar de zee, hoe hij de ene sigaret aanstak met de andere. En Minou maar lachen, zij maakt zich nooit zorgen, kent de kwaliteiten van haar zeeman. In het donker, zonder dieptemeter en zonder zeekaart heeft hij ons teruggebracht. It was a perfect day.
leave a comment